Uw beweging is onze zorg

Patiënteninformatie

Anesthesie

Inhoud

Anesthesie technieken

Inleiding

U krijgt binnenkort een behandeling en/of operatie waarvoor u een vorm van verdoving (anesthesie) nodig heeft. U krijgt deze verdoving van een gespecialiseerde arts, een anesthesioloog. In deze folder vindt u uitleg over de verschillende vormen van anesthesie en de gang van zaken. 

Wat is anesthesie?

Anesthesie is de verzamelnaam voor alle soorten verdoving. De bekendste vormen zijn narcose en een ruggenprik.

Het doel van anesthesie is:

  • Op een comfortabele en veilige wijze de operatie laten verlopen
  • Pijnbestrijding tijdens en na de operatie


Voorbereiding op de operatie

Een goede voorbereiding op de operatie is belangrijk. Volg daarom de volgende instructies op de dag van de operatie goed op:

  • Draag geen sieraden of piercings
  • Gebruik geen make-up, bodylotion en/of crèmes op uw gezicht en lichaam 
  • Verwijder nagellak en/of kunstnagels. Nagellak en kunstnagels maken het goed meten van het zuurstofgehalte in uw bloed moeilijker en onbetrouwbaarder.
  • Contactlenzen, (gedeeltelijke) kunstgebit of bril op de verpleegafdeling achter.
  • In overleg met de verpleegkundige wordt bepaald of uw eventuele gehoorapparaat mee mag.
  • Zorg dat u nuchter bent
    U moet voor de operatie ‘nuchter’ zijn. Dat betekent dat u vanaf een bepaalde tijd niet meer mag eten, drinken en roken. Dit is belangrijk om misselijkheid, braken en terugvloeien van maaginhoud in uw keel te voorkómen. Dit kan namelijk levensbedreigend zijn. Volg de instructies voor eten en drinken daarom goed op. Als u niet nuchter bent kan de operatie niet doorgaan.
  • Neem medicatie in zoals besproken met anesthesioloog tijdens het preoperatief spreekuur.
  • Het komt voor dat er op de dag van de operatie nogmaals bloed geprikt wordt. U wordt hierover ingelicht door de verpleegkundige.


Nuchter beleid

Op de dag van opname dient u zich te houden aan de volgende regels

Soort eten/drinkenInnemen tot genoemd aantal uren vóór opnametijd
Heldere vloeistoffen Water, appelsap, aanmaaklimonade, thee en koffie zonder melk N.B.: GEEN Roosvicee, GEEN koolzuurhoudende dranken en GEEN melkproducten.Tot uiterlijk 2 uur vóór opname
Licht verteerbare maaltijd bv. beschuit, boterham dun besmeerd met boter en zoetTot uiterlijk 6 uur vóór opname
Vet/gebakken maaltijdTot uiterlijk 8 uur vóór opname
Diabeten: alleen water (zonder prik), thee of koffie (zonder suiker en melk)Tot uiterlijk 2 uur vóór opname

Opmerkingen

  • Kauwgom en tabak niet meer gebruiken tot 2 uur voor de opname
  • Geneesmiddelen die moeten worden blijven gebruikt, mogen met 2 slokken water tot uiterlijk 1 uur vóór de operatie worden ingenomen
  • Binnen de laatste 2 uur voor de opname is het absoluut niet toegestaan te eten en/of te drinken (slechts een slokje water voor eventuele inname van medicijnen).

De dag van de operatie

Een verpleegkundige van de afdeling brengt u naar de voorbereidingsruimte van de operatiekamer. Hier wordt u voorbereid op de operatie. U krijgt:

  • Een infuus: dit is een kunststof slangetje dat in een bloedvat wordt ingebracht
  • Een bloeddruk-meetband om uw bovenarm en een knijpertje op een vinger om het zuurstofgehalte in het bloed te meten
  • Plakkers op uw borst voor bewaking van het hartritme
  • Afhankelijk van de operatie en uw conditie soms nog extra infusen en bewakingsapparatuur


Vlak voor de operatie maakt u kennis met de anesthesioloog die u de anesthesie zal geven. U krijgt dan nog uitleg over de gang van zaken rond de anesthesie. U kunt dan ook uw vragen nog stellen aan de anesthesioloog.


Het kan zijn dat u tijdens de operatie een andere anesthesioloog treft dan bij het preoperatief spreekuur. 


De anesthesioloog en de anesthesiemedewerker begeleiden u gedurende de hele operatie. Voordat u anesthesie krijgt, neemt het operatieteam de operatie volgens een vast voorschrift nog een keer door. Het team stelt u ook een aantal vragen. Dit zijn deels dezelfde vragen die andere zorgverleners u ook gesteld hebben. Deze vragen zijn bedoeld om verwisselingen of andere fouten te voorkomen. Alle zorgverleners die bij uw behandeling betrokken zijn, controleren zo op verschillende momenten of u de juiste persoon bent voor de juiste operatie. Na deze controle krijgt u één van de volgende vormen van anesthesie. 


Algehele anesthesie – narcose

Bij algehele anesthesie brengt het anesthesieteam u in diepe slaap. U merkt helemaal niets meer van de omgeving om u heen. Algehele anesthesie wordt ook wel narcose genoemd.


Wat kunt u verwachten?
Op de operatiekamer sluit de anesthesiemedewerker u aan op de bewakingsapparatuur. Voordat u de anesthesie krijgt toegediend, krijgt u via het infuus een slaapmiddel, pijnstilling en soms een spierverslapper. U krijgt verder een kapje met zuurstof voor uw neus en mond. Dit is om uw longen goed te vullen met zuurstof. 

Het anesthesieteam houdt u tijdens de operatie in slaap. Met bewakingsapparatuur en een beademingsmachine bewaakt het team bovendien voortdurend uw bloeddruk, hartslag, ademhaling en andere lichaamsfuncties.
Tijdens de narcose krijgt u een pijpje in de keel. Dit is nodig om de luchtweg tijdens de operatie vrij te houden. Als u uit de narcose ontwaakt, wordt dit pijpje weer verwijderd. Het kan zijn dat u daardoor na de operatie last heeft van een schorre stem of pijnlijke keel. Dit verdwijnt vanzelf. 


Bijwerkingen of complicaties
Ernstige complicaties komen zeer zelden voor. Als dit toch gebeurt, is het bijna altijd het gevolg van een onvoorziene omstandigheid. Het kan ook zijn dat de complicatie samenhangt met uw algemene gezondheidstoestand in combinatie met het type operatie. U krijgt tijdens het preoperatief spreekuur uitleg over eventuele bijzondere risico’s in uw geval. 

Een klacht die vaak vermeld wordt is langdurige vermoeidheid na een algehele anesthesie. Anesthesiemedicijnen worden in het lichaam snel afgebroken en er zijn geen aanwijzingen dat ze langdurig klachten kunnen veroorzaken.

Algehele anesthesie: mogelijke bijwerkingen en complicaties De meeste complicaties zijn tijdelijk of goed te behandelen
Gewoon Kans 1 op de 10 tot 100Ongewoon Kans 1 op de 1000Zeldzaam Kans 1 op de 10.000 tot 200.000
Misselijkheid/brakenLuchtweginfectieOogschade
Pijnlijke keelBlaasproblemenErnstige allergische reactie
Duizeligheid/wazig zienSpierpijnenOverlijden
RillenVerminderde ademhalingSchade door kapotte apparaten of materiaal
HoofdpijnLip-, tong- of tandschadeOnbedoeld bewustzijn hebben
JeukVerergering bestaande ziekte
Rug- en doorligpijnVerwardheid/geheugenverlies 
Pijn bij injectie Tintelingen/doof gevoel ledemaat 

Ruggenprik

Er zijn twee soorten ruggenprikken. Een ruggenprik met spinale anesthesie en een ruggenprik met epidurale anesthesie. De ruggenprik met epidurale anesthesie wordt gebruikt voor pijnbestrijding na de operatie.

Ruggenprik met spinale anesthesie

Als alleen uw onderlichaam (onder de navel) plaatselijk verdoofd moet worden, is vaak zogenoemde spinale anesthesie mogelijk. Bij spinale anesthesie worden de grote zenuwen die vanuit het ruggenmerg naar uw onderlichaam en benen lopen, tijdelijk verdoofd. Dit gebeurt met een prik laag in de rug.

Wat kunt u verwachten?

De anesthesioloog vraagt u met een bolle rug te gaan zitten. Zo kan de anesthesioloog de naald eenvoudig tussen de lendenwervels inbrengen. De huid van de prikplaats wordt gedesinfecteerd. Dan volgt de ruggenprik. Het inbrengen van de naald is over het algemeen niet pijnlijk.

Dit komt doordat het een hele dunne naald is. De naald is bovendien speciaal ontworpen om het ruggenmerg zonder beschadiging van zenuwen te bereiken. Soms wordt zo’n zenuw tijdens het prikken iets opzij geduwd. U kunt dit voelen als een kort elektrisch schokje naar de benen.

Binnen een paar minuten wordt uw onderlichaam gevoelloos. Dit kan tot enkele uren aanhouden. U kunt uw benen tijdelijk niet bewegen. Als de verdoving uitgewerkt is, komt de kracht en het gevoel in uw benen geleidelijk terug.

U kunt bij een ruggenprik wakker blijven, maar de ruggenprik kan ook gecombineerd worden met sedatie (lichte slaap).

Ruggenprik: mogelijke bijwerkingen en complicaties De complicaties zijn afhankelijk van het soort ruggenprik De meeste complicaties zijn tijdelijk of goed te behandelen
Gewoon Kans 1 op de 10 tot 100Ongewoon Kans 1 op de 1000 tot 10.000Zeldzaam Kans 1 op de 10.000 tot 200.000
Misselijkheid/brakenTe hoge verdovingBeschadiging zenuwwortel of ruggenmerg
Lage bloeddrukHoofdpijnErnstige allergische reacties
Niet kunnen plassenFlauwvallenOverlijden
Beurse plek op prikplaatsBloeding op prikplaatsSchade door kapotte apparaten of materiaal
JeukInfectie vanuit prikplaats

Plaatselijke verdoving 

Plaatselijke verdoving is verdoving van zenuwen die buiten de wervelkolom lopen. Plaatselijke verdoving wordt ook perifere blokkade of plexus anesthesie genoemd. Bij een plaatselijke verdoving schakelt de anesthesioloog zenuwen die naar het operatiegebied lopen tijdelijk uit. De anesthesioloog spuit hiervoor een verdovingsvloeistof in rond deze zenuwen. 

Soms wordt plaatselijke verdoving gecombineerd met algehele anesthesie (narcose), spinale anesthesie (ruggenprik) of sedatie. 

U hoeft niet altijd in het ziekenhuis te blijven totdat de verdoving uitgewerkt is. Dat hangt onder andere af van de operatie en uw situatie. Er zijn verschillende soorten plaatselijke verdoving. Deze komen het meeste voor: 

  • Halsprik: verdoving van de schouder en bovenarm 
  • Prik boven of onder het sleutelbeen: verdoving van de midden-bovenarm tot en met de midden onderarm 
  • Okselprik: verdoving van de midden-onderarm tot en met de hand 
  • Liesprik: verdoving van het bovenbeen tot en met de voorzijde van de knie 
  • Achterbeenprik: verdoving van het onderbeen, de enkel en de voet 


Wat kunt u verwachten? 
Om schade aan zenuwen te voorkomen, spuit de anesthesioloog de verdovingsvloeistof in met behulp van een echo-apparaat en/of een zogenoemde zenuwstimulator. Met dit apparaatje gaan uw spieren buiten uw wil om bewegen. Dit is niet pijnlijk. Om onbedoelde schade aan de zenuwen te voorkomen, krijgt u de prik meestal als u nog wakker bent. De anesthesioloog merkt dan tijdig of de naald te dicht bij de zenuwen komt. Een aantal plaatselijke verdovingen kan ook veilig worden toegediend als u al slaapt.

Korte tijd na de prik merkt u dat uw arm, hand, been of voet gaat tintelen en/of warm lijkt te worden. 

Dit gevoel verdwijnt binnen 10 tot 45 minuten. U kunt uw arm, hand, been of voet dan minder bewegen. Afhankelijk van het gebruikte medicijn, duurt het 6 tot meer dan 24 uur voordat de verdoving helemaal uitgewerkt is. Beweging en gevoel keren langzaam terug. U kunt dan ook weer pijn voelen. Om (veel) pijn te voorkomen, is het belangrijk dat u de voorgeschreven pijnstillers volgens voorschrift gebruikt. Bij voorkeur voordat u pijn krijgt. 


Bij bepaalde operaties laat de anesthesioloog tijdens het prikken een zeer dun flexibel slangetje (katheter) achter. Met een pomp kan via dit slangetje ook op de verpleegafdeling nog plaatselijke verdoving gegeven worden. U heeft daardoor minder pijn. Zie ook het hoofdstuk over pijnbestrijding na de operatie, verderop in deze folder. 


Bijwerkingen of complicaties 

Het kan gebeuren dat de verdoving onvoldoende werkt. Hoe groot dit risico is, hangt af van het type plaatselijke verdoving. Maar het risico is altijd minder dan 5%. De anesthesioloog test dit voor de start van de operatie. Soms kan de anesthesioloog een extra verdoving geven. Het kan ook zijn dat u alsnog een andere vorm van anesthesie krijgt. De anesthesioloog overlegt dit op dat moment met u.

Mogelijke complicaties en bijwerkingen van een blokkade
De meeste complicaties zijn tijdelijk of goed te behandelen
Gewoon Kans 1 op de 10 tot 100Ongewoon Kans 1 op de 1000Zeldzaam Kans 1 op de 10.000 tot 200.000
Veranderd gevoel tintelingen na 24 uurVeranderd gevoel tintelingen na 1 weekBloeding op prikplaats
Mee verdoven van zenuw naar gezicht of naar middenrif (bij halsprik)Injectie van (een deel van) het medicijn in bloedbaan met tijdelijke klachtenErnstige allergische reacties
Ingeklapte long bij prik in hals, bij sleutelbeen of naast de wervelkolomEpileptische aanval, reanimatie of overlijden
Schade door kapotte apparaten of materiaal
Infectie op prikplaats
Blijvende beschadiging zenuw

Sedatie

Sedatie is een vorm van verdoving waarbij u een verminderd bewustzijn heeft. Dit is vergelijkbaar met een lichte slaap (roesje). Het is echter nooit gegarandeerd dat u helemaal niets meemaakt van de situatie om u heen, zoals bij algehele anesthesie (narcose). In combinatie met een ruggenprik (regionale anesthesie) of plaatselijke verdoving voelt u geen pijn. Anders dan bij narcose is het bij sedatie niet nodig om tijdens de operatie de luchtweg vrij te houden. Dit is een voordeel. Wel wordt vaak extra zuurstof toegediend via een slangetje bij de neus of een kapje voor de mond.

Sedatie wordt bijna altijd als aanvulling gebruikt op een ruggenprik (regionale anesthesie) of plaatselijke verdoving. Meer informatie over deze vormen van anesthesie vindt u eerder in deze folder. Een nadeel kan zijn dat u dingen rondom de operatie vergeet. Als u speciaal voor een ruggenprik of plaatselijke verdoving kiest vanwege de uitleg van de orthopeed tijdens de operatie kunt u beter geen sedatie kiezen.

Epidurale pijnbestrijding

Een belangrijk verschil met spinale anesthesie is dat epidurale anesthesie iets minder intens werkt. Een ruggenprik met epidurale anesthesie en verdoving via de epiduraalkatheter (slangetje) is dan ook vooral bedoeld voor pijnstilling ná de operatie. Dit wordt epidurale pijnbestrijding genoemd. Zie ook het hoofdstuk over pijnbestrijding na de operatie, verderop in deze folder.

Bij epidurale pijnbestrijding kan het gevoel tijdelijk veranderen en uw spierkracht tijdelijk minder zijn. U heeft minder kracht in de benen bijvoorbeeld. Als epidurale pijnbestrijding niet meer nodig is, wordt de katheter verwijderd. Dit is niet pijnlijk.

U krijgt bij epidurale pijnbestrijding uit voorzorg vaak een blaaskatheter. Het kan namelijk zijn dat u door de verdoving tijdelijk niet zelf kunt plassen.


Na de operatie

U wordt na de operatie naar de uitslaapkamer gebracht. U wordt hier bewaakt en verzorgd door gespecialiseerde verpleegkundigen. U krijgt zo nodig extra pijnstillers. Terug op de afdeling kunt u nog slaperig zijn.


Pijnbestrijding na de operatie

Als de verdoving uitgewerkt is, kunt u pijn krijgen in het operatiegebied. Pijn na de operatie wordt veroorzaakt door weefselbeschadiging. Dit is bijna niet te voorkomen. Maar door (veel) pijn kunt u minder goed diep doorademen, ophoesten en het kan u zelfs dwingen om stil te blijven liggen.

Dit is niet bevorderlijk voor uw genezing. Goede pijnbestrijding na een operatie is daarom belangrijk. Voor goede pijnbestrijding na de operatie schrijft de anesthesioloog van tevoren pijnstillers voor (de zogenoemde basis-pijnmedicatie én extra pijnmedicatie voor het geval de basis-pijnmedicatie niet voldoende is).


Uw pijnscore

Om na te gaan of u minder of meer pijn krijgt en of de pijnmedicatie goed werkt, vraagt de verpleegkundige u enkele keren per dag of en hoeveel pijn u heeft. Dit is uw zogenoemde pijnscore. Score 0 betekent ‘geen pijn’. Score 10 betekent ‘meest denkbare pijn’. De verpleegkundige gebruikt hiervoor deze pijnmeetlat. Op basis van uw pijnscore krijgt u zo nodig extra pijnstillers, naast uw basis-pijnmedicatie. U kunt hier ook zelf om vragen.


PCA-pomp

Het kan ook zijn dat u extra morfineachtige middelen krijgt via een PCA-pomp aan een infuus. Met deze pomp kunt u uzelf met een druk op een knop een kleine dosis pijnstilling geven. U doet dit telkens als u (meer) pijn krijgt. De pomp is beveiligd zodat u uzelf nooit te veel pijnstilling kunt toedienen.


Naar huis na een dagbehandeling

De pijnstillers kunnen uw reactievermogen een aantal uren beïnvloeden. Ook als u wakker bent. U mag daarom na een dagbehandeling beslist geen auto, fiets of ander voertuig besturen. Zorgt u er daarom voor dat iemand u na de operatie thuisbrengt. U mag ook geen machines bedienen. We adviseren u verder om op de dag van de operatie geen belangrijke beslissingen te nemen.

Houdt u er verder rekening mee dat u de eerste nacht na een dagbehandeling niet alleen thuis mag zijn. Woont u alleen? Vraag dan of een naaste een nachtje bij u logeert. Uw naaste kan dan bij eventuele problemen met de wond, bij (veel) pijn of andere problemen contact opnemen met het ziekenhuis, of zo nodig andere hulp inschakelen.

Pijnbestrijding thuis

Heeft u thuis nog (veel) pijn? De anesthesioloog schrijft op de dag van de operatie een recept voor pijnstillers en verstuurt het recept digitaal naar uw apotheek. Volg de instructies goed op en neem de pijnstillers volgens een vast schema in, niet pas als de pijn opspeelt.

Misselijkheid thuis

Als u veel last van misselijkheid heeft kunt u medicijnen tegen de misselijkheid krijgen. Het is belangrijk deze medicijnen op vaste tijden in te nemen. Als u direct stopt nadat de misselijkheid is verdwenen heeft u kans dat de misselijkheid weer terugkomt. 

Tot slot

U kunt rekenen op een veilige behandeling. De afdeling Anesthesiologie van het Reinier Haga Orthopedisch Centrum maakt gebruik van de modernste bewakingsapparatuur. De medisch specialisten zijn bovendien geschoold in de laatste technieken. Zij geven hier vaak ook onderwijs in. Voor sommige toepassingen van medicijnen door anesthesiologen bestaat geen officiële registratie. Terwijl dit wereldwijd en soms al tientallen jaren wordt gedaan. Er is dus veel ervaring mee en alle ins en outs rond deze toepassingen zijn bekend. Nieuwe en minder bekende technieken en medicijnen worden alleen voor (wetenschappelijk) onderzoek gebruikt. En pas nadat u hier toestemming voor gegeven heeft.

Print deze folder

Contact

Let op

U kunt alleen bij ons Orthopedisch Centrum terecht met een doorverwijzing van uw huisarts of specialist.