Uw beweging is onze zorg

Patiënteninformatie

PIP- en MCP-vingergewrichtprothese

Inhoud

Andere benamingen zijn: gewrichtsprothese, kunstgewricht, arthroplastiek, gewricht vervangende operatie

Deze folder bevat algemene informatie over het plaatsen van een PIP of MCP-prothese. Het is bedoeld als aanvulling op het gesprek met uw arts.  Algemene informatie kan niet compleet zijn en kan niet altijd recht doen aan iedere individuele situatie, per persoon kan de situatie net anders zijn dan hieronder beschreven.

Inleiding

Een vinger bestaat uit die botjes (vingerkootjes of phalangen genoemd) en heeft drie gewrichten.

Afbeelding 1: de plaats van het PIP (proximale interphalangeale) gewricht is met een witte pijl aangegeven en het MCP (metacarpophalangeal) gewricht is met een rode pijl aangegeven.

Het PIP-gewricht (proximale interphalangeale gewricht) is het gewricht halverwege de vinger (afbeelding 1). Het MCP-gewricht (metacarpophalangeale gewricht) bevindt aan de basis van de vinger. Beide gewrichten zijn belangrijk voor het goed kunnen buigen en strekken van de vinger en hebben een sleutelrol in de grijpfunctie. Het PIP-gewricht is een scharniergewricht. Daardoor kan dit gewricht goed buigen en strekken, terwijl het stabiel blijft. Het MCP-gewricht is een soort kogelgewricht, waardoor naast het buigen en strekken ook enige zijwaartse beweging mogelijk is.

In een gezond gewricht zijn de uiteinden van de botten bedekt met een dikke laag glad en veerkrachtig kraakbeen. Dit zorgt ervoor dat de botuiteinden (gewrichtsoppervlakken) soepel over elkaar kunnen bewegen. Bij artrose is het kraakbeen beschadigd (dunner en minder veerkrachtig). Daardoor bewegen de gewrichtsoppervlakken minder soepel over elkaar. Dit geeft pijn en een verminderde beweeglijkheid (zie ook artrose van de hand en pols). Het plaatsen van een vingerprothese kan dan een oplossing zijn.

Korte omschrijving

Bij het plaatsen van een PIP- of MCP-vingergewrichtprothese wordt het versleten vingergewricht vervangen door een kunstgewricht.

Er bestaan twee typen vingergewrichtprothesen. Prothesen van siliconenrubber die uit één stuk bestaan met in het midden een scharnierpunt en prothesen die uit twee delen bestaan, de zogenaamde ongekoppelde prothesen (afbeeldingen 2 en 3).

Afbeelding 2: links een zij- en vooraanzicht van een PIP-prothese uit één stuk van siliconenrubber en rechts een zij/vooraanzicht van een ongekoppelde PIP-prothese uit twee delen.
Afbeelding 3: links röntgenfoto’s na het plaatsen van de siliconen PIP-prothese (voor- en zijaanzicht) en rechts na plaatsen van metalen ongekoppelde prothese (voor- en zijaanzicht).

Reden voor plaatsen vingergewrichtprothese

Slijtage (artrose) van het MCP- of PIP gewricht, die gepaard gaat met veel pijnklachten en sterk verminderde functie en belastbaarheid van de vinger en hand. De slijtage kan veroorzaakt zijn door ouderdom, door reumatoïde artritis, of door een ongeval (zie artrose van de hand en pols).

Het plaatsen van een vingerprothese kan dan een oplossing zijn.

Bij ernstige standsafwijking en forse instabiliteit van het vingergewricht wordt vaak gekozen voor een gekoppelde (siliconen) vingerprothese. Met een ongekoppelde PIP- of MCP-prothesen kan de standsafwijking en instabiliteit vaak onvoldoende gecorrigeerd worden.

Naast het plaatsen van een prothese kan bij ernstige slijtage van het PIP- of MCP-gewricht het vastzetten van een vingergewricht (artrodese) soms ook een oplossing zijn. In overleg met u wordt de meest geschikte behandeling gekozen. Dit is o.a. afhankelijk van de mate van slijtage en van uw wensen ten aanzien van de beweeglijkheid en belastbaarheid van de vinger en hand.

  • Bij ernstige artrose van het PIP-gewricht van de wijsvinger wordt regelmatig gekozen voor vastzetten, vanwege de meer stabiele en steviger grijpfunctie / sleutelgreep na de operatie.
  • Bij de PIP-gewrichten van de andere vingers en de MCP-gewrichten wordt meestal gekozen voor het plaatsen van een kunstgewricht. Dit is meer geschikt voor behoud van de grijpfunctie van de hand.

De operatie

De operatie gebeurt in dagbehandeling op een operatiekamer en gebeurt meestal onder regionale verdoving waarbij alleen de arm wordt verdoofd. De verdoving van de arm gebeurt door middel van een prik in de oksel of onder het sleutelbeen.

  • De operatie duurt ongeveer 40 minuten
  • Er wordt een huidsnede (incisie) van ongeveer 3 cm gemaakt aan de bovenkant van het versleten gewricht. Via deze incisie wordt het vingergewricht vrijgelegd.
  • De versleten gewrichtsoppervlakken worden afgezaagd, zodat er voldoende ruimte is voor plaatsing van de prothese en dat er weer een rechte stand van de vinger wordt verkregen..
  • Met een boor en raspen wordt ruimte in de mergholten van de vingerkootjes gemaakt voor plaatsen van de steel van de prothese.
  • De juiste maat prothese wordt gekozen en de prothese wordt met de uiteinden (steeltjes) vastgezet in de vingerkootjes (afbeelding 2).
  • De stand van de prothese wordt gecontroleerd met een röntgenfoto.
  • Na plaatsen van prothese worden de banden en pezen rondom het gewricht zorgvuldig gesloten om een goed beweeglijk en stabiel gewricht te krijgen.
  • De huid wordt met oplosbaar hechtmateriaal gesloten.
  • Direct na de operatie wordt een gips om de vingers en hand aangebracht.
  • Direct na de operatie krijgt u een gips om de geopereerde vinger, de twee naast gelegen vingers en de pols

Voorbereiding voor de operatie

  • Als u geneesmiddelen gebruikt, moet u dit tijdens het polikliniek bezoek melden aan uw behandelend arts. Bloedverdunnende medicijnen moet u eventueel, afhankelijke van het middel,  een aantal dagen voor de operatie stoppen. Uw arts bespreekt dit met u.
  • Aangezien de operatie gebeurt onder regionale anesthesie (waarbij alleen de arm wordt verdooft) of algehele verdoving (u gaat kort slapen via narcose), wordt u voorafgaand aan de operatie door een anesthesist gezien en wordt o.a. uw algemene gezondheid onderzocht en bloedonderzoek verricht (preoperatieve screening, POS).
  • U mag zich de dag van de operatie niet insmeren met bodylotion of olie. U wordt verzocht om sieraden (ringen, armbanden, horloge) af te doen en thuis te laten.

Na de operatie, de nabehandeling

  • Het is goed om de hand hoog te houden en de vingers te bewegen om de zwelling te verminderen. Gebruik hiervoor de mitella die u na de operatie heeft gekregen. Thuis kunt u ook de onderarm hoog op een kussen leggen.
  • U mag dezelfde dag naar huis. U krijgt instructies en een recept voor pijnstilling.
  • Na 3-5 dagen komt u terug op de polikliniek. U krijgt een afneembare rustspalk voor de vinger en hand.
  • Nadat de spalken zijn gemaakt, begint u onder begeleiding van een handtherapeut (een specialiseerde ergo- en fysiotherapeut) het buigen en strekken van de vingers te oefenen. Dit gebeurt volgens een vast schema.
    Door vroeg te starten met oefenen, proberen we het ontstaan van verklevingen van de pezen en stijfheid van het gewricht te voorkomen. U begint met onbelaste actieve oefentherapie zonder hierbij de strekpees te belasten.
  • Na 2 weken komt u terug op de polikliniek voor controle van de wond. De hechtingen (of resten van de oplosbare hechtingen) worden dan verwijderd.
  • Na circa 6 weken begint u met belast (functioneel) gebruik van de vinger en met gedoseerde krachtoefeningen. Het dragen van de spalk bouwt u geleidelijk af.
  • Na 10-12 weken is de spalk niet meer nodig. Nu is meestal voldoende beweeglijkheid en kracht aanwezig om de meeste dagelijkse werkzaamheden te hervatten.

Resultaten van de operatie, wat kan u verwachten

De herstelperiode na plaatsen van een vingerprothese is gemiddeld drie tot zes maanden. Na 10-12 weken is de spalk niet meer nodig en is meestal voldoende beweeglijkheid en kracht aanwezig om de meeste dagelijkse werkzaamheden te hervatten. Ook na die 3 maanden treedt nog verdere verbetering van de functie op.

Na de revalidatieperiode is de pijn van voor de operatie grotendeels verdwenen. De beweeglijkheid van de vinger na het plaatsen van de vingerprothese hangt o.a. af van de mate van beweeglijkheid voor de operatie. Over het algemeen is de beweeglijkheid na de operatie toegenomen en ruim voldoende om diverse dagelijkse activiteiten te doen. De beweeglijkheid en ook belastbaarheid is wel enigszins minder dan van een normaal gezond PIP- of MCP-gewricht. Zware belasting wordt afgeraden.

Mogelijke complicaties, wat zijn de risico’s

Zoals bij alle operaties kunnen complicaties als wondinfectie en nabloeding optreden. De kans is echter klein en ze kunnen vrijwel altijd goed worden behandeld. Het optreden van zenuwletsel, dystrofie ofwel CRPS (Chronisch Regionaal Pijn Syndroom) is zeldzaam. Vroegtijdige onderkenning en behandeling is gewenst om functiestoornissen te voorkomen.

Een specifieke complicatie van de ongekoppelde vingerprothese is instabiliteit en het uit de kom schieten. Een tweede operatie voor het verbeteren van de stabiliteit of het vervangen van de ongekoppelde prothese door een siliconen prothese uit één stuk kan dan noodzakelijk zijn. De is zeldzaam.

Zoals bij alle kunstgewrichten, kan ook de MCP- en PIP-prothese op termijn slijten en loslaten. Opvallend is dat daarbij vaak relatief weinig pijnklachten ontstaan. Het opnieuw plaatsen van een prothese of het vastzetten van het PIP-gewricht (artrodese) is dan te overwegen.

Tot slot

Voor meer informatie kunt u een afspraak maken op het RHOC Hand en Pols Centrum bij dr. R. Deijkers of dr. G.Kraan. U kunt een afspraak maken via nummer 079-206 5500.

Print deze folder

Contact

Let op

U kunt alleen bij ons Orthopedisch Centrum terecht met een doorverwijzing van uw huisarts of specialist.